Rotterdam school of Management, Erasmus University compact logo

De Examencommissie heeft een breed takenpakket op het gebied van tentamens en examens:

Een algemeen toeziende verantwoordelijkheid (juiste toepassing van de examenregelingen, bemiddelende partij in geschillen, kwaliteitsbewaking)

Regelgevende taken (richtlijnen voor examinatoren, regels met betrekking tot fraude, beoordeling van tentamens, compensatieregelingen)

Ontheffing van examenregelingen verlenen in individuele gevallen (vrijstellingen, extra tentamenkansen, ontheffing verlenen van de normen in het kader van het bindend studieadvies)

Adviserende taken (tussentijdse adviezen in het kader van het bindend studieadvies, advies aan de decaan met betrekking tot de vaststelling van de OER)

De Examencommissie bestaat uit maximaal 9 leden, inclusief de voorzitter en een extern lid. De leden zijn benoemd door de decaan. De Examencommissie stelt de algemene regels en het beleid vast in gezamenlijkheid. De taken zijn verdeeld in portefeuilles. Als portefeuillehouder is een commissielid verantwoordelijk voor de afhandeling van de dagelijkse gang van zaken van zijn portefeuille. De Examencommissie wordt ambtelijk ondersteund door een secretaris.

Prof.dr. L.C.P.M. Meijs (voorzitter)
Dr. I. Bogenrieder
Dr. J.P.J.M. Essers
Dr. W. Hulsink
Prof. dr. P.G.J. Roosenboom
Dr. M.B.J. Schauten (extern lid)
Vacature

B.C. Grashoff MA-LL M (managing director / secretaris)
C.M. Dirks-van den Broek LL M (secretaris)
J. van der Woude MSc-LL B (secretaris quality assurance)
I.M. van Essen LL M (adjunct-secretaris)
A.M. Schey MScBA (adjunct-secretaris)
M.C. de Haan-Huijgen (adjunct-secretaris)
K. van der Werff (adjunct-secretaris)

 

K. van Oers MSc / T. Moerland / J. Lintner MA

Frequently Asked Questions

Meer informatie

Examenreglementen

Zoals neergelegd in de Wet op het Hoger Onderwijs (WHW) heeft elke opleiding twee examenreglementen:

  1. de Onderwijs- en Examenregeling (OER) ex artikel 7.13 WHW, vast te stellen door de decaan;
  2. de Regels en Richtlijnen (R&R) ex art. 7.12b WHW, vast te stellen door de Examencommissie.

In de OER worden onderwerpen behandeld als de inhoud van de opleiding, opsomming van vakken en de wijze waarop ze getentamineerd worden, de studielast per vak, een opsomming van de masterprogramma's, de volgorde van vakken, de leerdoelen van de opleiding, de aansluiting bacheloropleiding op de masteropleiding, doorstroomcriteria, toelatingeisen, schakelprogramma’s, nadere vooropleidingseisen zoals wiskunde en Engels, etc.

In de R&R staan zaken als regels met betrekking tot aanmelding tentamens en examens, orde tijdens tentamens, fraude, instructies aan examinatoren met betrekking tot nakijktermijn, beoordeling, zak/slaagregeling, cum laude, etc.

Hieronder zijn de examenreglementen voor de Nederlandstalige opleidingen te vinden voor academisch jaar 2024-2025 en 2023-2024. Zie het archief voor de examenreglementen van voorgaande jaren.

2024-2025

2023-2024

Verzoeken

In bijzondere gevallen kan de Examencommissie, op verzoek van de student, bijzondere regelingen treffen. Hieronder volgt een opsomming en omschrijving van verzoeken die het meest frequent worden ingediend bij de Examencommissie. Wij verzoeken u eerst het bijbehorende beleid te lezen van een specifiek verzoektype alvorens een verzoek in te dienen. 

De Examencommissie kan op verzoek van een student onder bepaalde voorwaarden een vrijstelling voor een vak van de bacheloropleiding verlenen.

N.B. Binnen de premasteropleiding (die grotendeels uit bachelorvakken bestaat) en de masteropleidingen worden geen vrijstellingen verleend. 

Indienen van het verzoek 

Een verzoek om vrijgesteld te worden voor een vak kan ingediend worden via Osiris Zaak in Osiris Student. Elke vrijstellingsaanvraag moet in een afzonderlijk formulier aangevraagd worden, m.a.w. u kunt niet in 1 formulier meerdere vrijstellingen in 1x aanvragen.

Een verzoek dient voorzien te zijn van alle relevante stukken zoals getuigschriften, cijferlijsten, vakomschrijving, literatuurlijst, e.d. Indien voor meer vakken een vrijstelling wordt aangevraagd, dan dient per vak de bijbehorende stukken en het behaalde cijfer bijgevoegd te zijn. N.B. (gewaarmerkte kopieën van) diploma's, cijferlijsten, certificaten e.d. mogen niet digitaal aangeleverd worden, maar dienen altijd in originele vorm getoond te worden aan de Examencommissie. 

Een verzoek tot vrijstelling dient zo spoedig mogelijk na de start van het studiejaar maar uiterlijk 4 weken voor het begin van het vrij te stellen vak te worden ingediend.

Behandeling van het verzoek 

Verzoeken die te laat of onvolledig worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. 

De Examencommissie toetst of het verzoek voldoet aan de volgende eisen: 

  • De aan het vak bestede tijd (eventueel uitgedrukt in studiepunten) dient minimaal gelijk te zijn aan wat daar in het vak, waar de vrijstelling voor aangevraagd wordt, voor staat;
  • Er dient qua inhoud en niveau een goede overeenkomst te bestaan tussen de studiestof op grond waarvan de aanvrager meent voor een vrijstelling in aanmerking te komen en het vak waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd. De werkvormen en doelstellingen van het vak dat men gevolgd heeft en van het vak waarvoor men vrijstelling wil aanvragen dienen overeen te komen, blijkend uit de ingediende stukken. Daarnaast moet uit het begeleidend schrijven blijken welke onderdelen van de stof corresponderen met welke onderdelen (cases, tentamenonderdelen) van het vak waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd;
  • Uit de stukken moet blijken dat alle vakken, op grond waarvan vrijstelling wordt aangevraagd, met voldoende resultaat zijn afgerond;
  • Een elders behaald vak kan slechts worden ingezet voor een vrijstelling van maximaal 1 vak uit de RSM bachelor opleiding.

De Examencommissie neemt zo spoedig mogelijk een besluit op basis van de stukken en het oordeel van de verantwoordelijke docenten van het betreffende vak. 

N.B. Een eenmaal verleende vrijstelling wordt niet meer teruggedraaid, ook niet op verzoek. Daarnaast kan een reeds behaald examenonderdeel niet alsnog vrijgesteld worden. 

Registratie van de vrijstelling 

Voor een verleende vrijstelling worden geen studiepunten en cijfer op de cijferlijst vermeld. De vrijstelling wordt op de cijferlijst met een ‘V’ aangeduid. Een vrijgesteld examenonderdeel telt niet mee bij het vaststellen van het gemiddelde examencijfer voor de opleiding. Deze informatie is van belang bij het bepalen van het judicium. 

De Examencommissie kan in de volgende gevallen een extra kans verlenen: 

1. Persoonlijke omstandigheden 

In geval van (langdurige) persoonlijke omstandigheden (zoals een langdurige of chronische ziekte), waarbij: 

  • het onmogelijk was deel te nemen aan de reguliere tentamens, en
  • het onmogelijk is op korte termijn tentamens af te leggen volgens het reguliere rooster, en 
  • ernstige studievertraging is te verwachten

Een verzoek om een extra tentamenkans op grond van persoonlijke omstandigheden kan slechts na consulatie van de studieadviseur of studentendecaan worden ingediend, en dient voorzien te zijn van een studieplanning en een advies. 

2. Topsport

Indien verzoeker één of meer tentamens heeft moeten missen vanwege het beoefenen van sport op topniveau, waarbij de verzoeker door het Bureau Topsport als topsporter is erkend, kan de Examencommissie overwegen een extra kans te verlenen indien ernstige studievertraging te verwachten is. Het verzoek moet via de studieadviseur of de studentendecaan ingediend worden, voorzien van een studieplanning en een advies.

3. Laatste vak Bachelor programma 

Indien verzoeker  na de herkansingsronde alle vakken van de bacheloropleiding heeft afgerond, met uitzondering van  één vak van blok  12 of 13 of 14, kan de Examencommissie een extra kans verlenen voor dit laatste vak onder de kwantitatieve voorwaarde dat verzoeker aan alle toetsgelegenheden heeft deelgenomen, en de kwalitatieve voorwaarde dat verzoeker bij één  van deze pogingen minimaal een 4,0 heeft behaald. 

Indien het laatste openstaande vak in een andere periode dan blok 12,13 of 14 wordt aangeboden, wordt geen extra toetsgelegenheid toegekend; in dat geval dient de student deel te nemen aan de reguliere toetsgelegenheid van het volgende studiejaar om te slagen voor het vak/de bacheloropleiding.

Het verzoek voor een extra kans moet  vóór 16 juli 2024 bij de Examencommissie zijn ingediend. De Examencommissie zal haar best doen om de extra herkansing voor 31 augustus 2024 te laten plaatsvinden.

Het besluit

Indien de Examencommissie een extra tentamenkans verleent, wordt de betreffende examinator gevraagd zijn medewerking te verlenen. Meestal wordt de student gevraagd met de examinator contact op te nemen om het tijdstip van de extra kans af te spreken. In het besluit wordt dan vastgelegd dat de extra kans moet plaatsvinden binnen een bepaalde termijn. Het kan echter ook zijn dat de herkansing plaatsvindt op een vooraf vastgesteld tijdstip waaraan meerdere studenten deelnemen.

Let op, een extra tentamenkans wordt in principe slechts eenmaal verleend. De Examencommissie zal geen extra kans verlenen ter verbetering van reeds behaalde vakken.

Een verzoek voor een extra tentamenkans kan ingediend worden via het Online Verzoek Formulier

Studenten kunnen op beperkte schaal vakken van andere opleidingen inbrengen als keuzevak in hun examenprogramma. Het gaat daarbij vooral om de invulling van de 30 EC 'Elective space' in bachelor 3 of de 6 EC free elective van de masteropleidingen. Zie voor meer informatie met betrekking tot de bacheloropleidingen ‘Bijlage Elective space B3’ van de Examenreglementen.

Inbrengen in curriculum

Het algemene beleid van de Examencommissie met betrekking tot het inbrengen van vakken van andere opleidingen als keuzevak is als volgt:

  1. Het vak moet onderdeel zijn van een geaccrediteerde opleiding van een Nederlandse universiteit of een buitenlandse research driven university;
  2. Het vak moet qua niveau gelijkwaardig zijn aan het RSM vak, dus bijvoorbeeld geen bachelor vak als master free elective;
  3. Het vak moet qua inhoud, vaardigheden, attitude en toetsing voldoende passen binnen de gestelde eindtermen van de opleiding;
  4. Het vak moet toegevoegde waarde hebben voor de opleiding en daarom mag er niet te veel overlap zijn met verplichte onderdelen van de betreffende RSM-opleiding;
  5. Het vak wordt niet gebruikt voor een andere opleiding die door betrokken student wordt gevolgd;
  6. Het vak moet gevolgd en getentamineerd worden terwijl de student bij de RSM als student staat ingeschreven.

Vrijstelling van de bachelor profileringsruimte

De Examencommissie kan besluiten de bachelor 'Elective space' geheel of gedeeltelijk vrij te stellen wanneer een student EC heeft behaald ten behoeve van een tweede bachelor programma. Bovengenoemd punt 4 is wel van belang; er mag niet te veel overlap zijn. Punten 5 en 6 zijn niet van toepassing bij de toekenning van een vrijstelling.

Vrijstellingen in de masterfase worden niet verleend, dus ook niet voor de master free elective ruimte.

Een vrijstelling weegt niet mee bij de bepaling van het GPA. De niet-numerieke beoordeling ‘VR’ wordt getoond op de cijferlijst.

Bachelor Minor

Het volgen van een bachelor minor overeenkomstig het EUR minorregister behoeft geen aparte goedkeuring van de Examencommissie. Dit geldt ook voor het LDE (Leiden, Delft, Erasmus) minoraanbod.

Hebt u een minorprogramma slechts gedeeltelijk afgerond dan worden de behaalde onderdelen niet automatisch ingebracht in uw curriculum. U kunt een verzoek indienen bij de Examencommissie voor het inbrengen van losse keuzevakken.

Extra curriculaire activiteiten zoals bestuurswerk

Bestuurswerk voor studie- of studentenverenigingen is goed voor het CV van een student maar kan vanwege het ontbreken van academisch karakter en begeleiding in principe geen studiepunten opleveren voor de opleiding.

Bachelor “Free mover exchange” / vakken in het buitenland

Wilt u ten behoeve van de bachelor 'Elective space' op eigen initiatief vakken gaan volgen bij een andere instelling in het buitenland, dan dient u vooraf toestemming te vragen aan de Examencommissie. De Examencommissie beoordeelt de instelling en de gekozen vakken volgens bovengenoemd beleid. De vakken worden niet als een exchange aangemerkt op uw cijferlijst.

Verzoeken voor het volgen van vakken bij een buitenlandse instelling via het RSM Exchange Programme worden afgehandeld door het International Office. 

Master free elective

Wanneer u buiten de faculteit een master free elective wenst te volgen of een core course van een ander RSM masterprogramma dan dient u dit verzoek vooraf in te dienen bij de Examencommissie. Goedkeuring is vereist van zowel de Examencommissie als de Academic Director.

Alleen onder bepaalde voorwaarden kan een student een core course van een ander RSM masterprogramma volgen en dit mee laten tellen als master free elective in het eigen RSM masterprogramma:

  1. de student is tweedejaars masterstudent en heeft alle overige vakken uit het masterprogramma afgerond (inclusief de scriptie), en heeft alleen de master free elective nog open staan;
  2. de student is tweedejaars masterstudent en heeft in het voorgaande studiejaar deelgenomen aan alle toetsmogelijkheden (eerste poging en herkansing) van de master free elective
  3. Indien de student in het voorgaande studiejaar niet aan alle toetsgelegenheden heeft deelgenomen, is alleen een uitzondering mogelijk als er sprake is van persoonlijke omstandigheden (aantoonbaar en op advies van de studieadviseurs) of van omstandigheden die buiten de schuld van de student liggen (bijvoorbeeld een internationale uitwisseling wordt geannuleerd door de partnerschool vanwege onvoorziene omstandigheden).

Twee master programma’s

Legt u twee master programma’s gelijktijdig af dan komt u in aanmerking voor het volgen van twee electives in één blok wanneer u voor de eerste master minstens 54 EC hebt behaald in het eerste jaar van inschrijving voor deze master. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de studieadviseurs.

Verzoek indienen

Een bachelor/master keuzevakverzoek dient te worden ingediend via Osiris Zaak. Houd rekening met grote drukte in de zomerperiode, dus wees deze indien mogelijk voor. Anders bestaat de kans dat uw verzoek niet voor de start van het nieuwe collegejaar is afgehandeld. 

Weergave op de cijferlijst

Bij het inbrengen van een extern keuzevak wordt in principe het door de externe instelling toegekende cijfer op de RSM cijferlijst overgenomen, tenzij het vak is afgelegd aan een instelling anders dan de Nederlandse universiteit. Omdat er bij buitenlandse instellingen doorgaans sprake is van een andere becijferingsmethodiek wordt in dit geval een Pass/Fail-beoordeling toegepast. Dit geldt dus ook voor behaalde vakken in het kader van een Exchange.

Er worden niet meer dan 30 EC opgenomen in de 'Elective space' (en 180 EC in het gehele curriculum), tenzij er sprake is van een ondeelbaar vak. Tot het moment waarop de 180 EC zijn afgelegd en de actieve graad verleend gaat worden, kan de student nog aangeven welk vak hij wil opvoeren in het examenprogramma en mee wil laten tellen in het GPA. Dit verzoek dient tijdig bij de Studentenadministratie, Afdeling Studievoortgang & Diplomering, (Sanders gebouw, kamer L3-033) ingediend te worden: minimaal 6 weken voordat het laatste cijfer bekend is op grond waarvan de graad verleend gaat worden. 

Indien een student vakken heeft behaald in het kader van een Exchange programma dan wordt de 'Elective space' daarmee met voorrang op eventuele andere vakken - zoals een minor, stage of keuzevak – ingevuld, ook als dat andere vak eerder is behaald. Voor de vakken die als gevolg hiervan buiten het examenprogramma vallen, wordt op verzoek een aparte verklaring afgegeven door de Studentenadministratie, Afdeling Studievoortgang & Diplomering.

Extra kansen

Het is niet mogelijk om een extra kans voor een keuzevak– bijvoorbeeld omdat dit keuzevak uw laatste openstaande vak is voor afstuderen – aan te vragen.

Studenten met een tijdelijke of structurele functiebeperking (bijvoorbeeld gebroken ledematen, dyslexie, chronische ziekte) kunnen voor de duur van deze beperking, binnen de grenzen van het redelijke, gebruik maken van bijzondere faciliteiten. Deze faciliteiten moeten ertoe bijdragen dat studenten met een functiebeperking een gelijke kans op studiesucces hebben. Voorbeelden zijn: het afleggen van het tentamen in een aparte ruimte met een half uur extra tentamentijd, het tentamen ter beschikking stellen op A3 formaat en het tentamen afleggen op een PC. 

Studenten die nog geen toestemming hebben van de Examencommissie om gebruik te maken van bijzondere faciliteiten op grond van een functiebeperking, kunnen hiertoe een verzoek indienen via Osiris Zaak. Het indienen van een verzoek kan gedurende het hele collegejaar. Er dient rekening te worden gehouden met een gemiddelde verwerkingstermijn van het verzoek van ca. 4 weken. De dyslexie-verklaring of andere relevante documenten dienen als bijlage toegevoegd te worden aan het verzoek. Studenten kunnen vooraf controleren of hun dyslectie-verklaring voldoet aan het op de EUR geldende protocol.

Ik wil een voorziening aanvragen.

De Examencommissie beslist of aan de student op basis van zijn/haar functiebeperking bijzondere faciliteiten worden toegekend.

In het Bachelor programma zijn de volgende compensatieregelingen van toepassing:

Compensatieregeling Bachelor 1

Een student kan voor het afsluitend examen slagen met een onvoldoende cijfer 4,5 of hoger voor één examenonderdeel van cursusjaar B1, mits alle onderdelen van cursusjaar B1 zijn behaald, met uitzondering van het onderdeel met de 4,5 of hoger, én deze onvoldoende wordt gecompenseerd door tenminste één afgeronde zeven of hoger voor andere onderdelen van B1.

Compensatieregeling Bachelor 2/3

Daarenboven kan een student ook voor het afsluitend examen slagen met compensatie van een onvoldoende onder de volgende voorwaarden:

  • het gaat om een B2 of B3 vak waarbij zijn uitgezonderd:
    • oude stijl programma als bedoeld in artikel 2.3b van de OER: de vakken die deel uitmaken van de Trimester 7 keuzeruimte met meer dan 7,5 EC en de Research Training/Bachelor Thesis, of
    • nieuwe stijl programma als bedoeld in artikel 2.3a van de OER: de Bachelor 3 vakken met meer dan 7.5 EC (zoals als een minor, een stage, een International Exchange, etc),  Advanced Research Methods (3 EC)  en het Bachelor Project (7 EC),
      en waarbij
  • het betreffende cijfer ligt tussen de 4,5 en 5,5 en
  • het gewogen gemiddelde als bedoeld in artikel 6.3 lid 1 Regels en Richtlijnen minimaal een 7,0 is (inclusief het cijfer voor het te compenseren vak)

De B1 compensatie wordt automatisch via Osiris verwerkt, de student hoeft niets te doen.
De B2/3 compensatiemogelijkheid wordt door de Examencommissie slechts op verzoek van de student verleend. Het verzoek kan worden ingediend via Osiris Zaak in Osiris Student. Het GPA wordt vervolgens door de Studentenadministratie (Afdeling Studievoortgang & Diplomering) berekend, waarna de Examencommissie een besluit zal nemen met betrekking tot het al dan niet toepassen van de compensatieregeling. Indien u van te voren zelf uw GPA wilt controleren wijzen wij er op dat dit handmatig dient te gebeuren. In Osiris wordt het GPA namelijk slechts gebaseerd op voldoende resultaten. Het door Osiris berekende GPA is dus niet bruikbaar om te bepalen of een student in aanmerking komt voor compensatie, aangezien het onvoldoende cijfer voor het te compenseren vak niet mee is genomen bij de berekening. Let op, compensatieverzoeken voor B2/3 worden alleen in behandeling genomen als alle cijfers van B2/3 incl. herkansingen in Osiris geregistreerd zijn.

Bindend Studieadvies

De Examencommissie speelt een belangrijke rol in het kader van het bindend studieadvies (BSA). Vastgelegd is dat de Examencommissie aan alle studenten van het eerste cursusjaar tweemaal per jaar een zogenaamd tussentijds advies geeft. Aan het einde van het studiejaar volgt het definitieve advies van de decaan. Dit definitieve advies wordt voorbereid door de Examencommissie in samenwerking met de studieadviseurs en de studentendecanen.

Volgens de norm van het BSA dienen aan het eind van het eerste jaar van inschrijving alle examenonderdelen van cursusjaar Bachelor 1 behaald te zijn. Indien de student niet aan de norm heeft voldaan dan zal hij/zij de opleiding moeten verlaten en mag hij/zij vervolgens gedurende de drie volgende studiejaren niet opnieuw met de opleiding beginnen.

De Examencommissie kan, namens de decaan, het definitieve BSA uitstellen in geval van persoonlijke omstandigheden. In dat geval kan nog niet gezegd worden dat de student ongeschikt is voor de opleiding.

Daarnaast kan de Examencommissie, namens de decaan, op grond van 'hardheid' van de norm afwijken in geval de student niet aan de BSA norm voldoet, er geen sprake is van persoonlijke omstandigheden, maar er niet gezegd kan worden dat de student ongeschikt is voor de opleiding. Daartoe zal de Examencommissie aan het einde van het academisch jaar, tijdens de hardheidsvergadering, alle studenten van het eerste cursusjaar beoordelen die één niet-compensabele onvoldoende of hooguit twee onvoldoendes hebben behaald. Doorslaggevende factoren voor toepassing van ontheffing van de norm op basis van hardheid zijn het cijfergemiddelde en het cijferbeeld.

Alvorens het definitieve BSA uit te brengen zal de groep studenten aan wie de Examencommissie, namens de decaan, voornemens is een negatief BSA uit te brengen in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Slechts indien er sprake is van nog niet eerder gemelde aantoonbare zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarbij er een causaal verband bestaat met het niet behalen van de BSA norm, kan er worden afgezien van het uitbrengen van een negatief BSA.

Fraude / Plagiaat

Het RSM-getuigschrift is een bewijs dat de student heeft voldaan aan de gestelde eisen met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden. De Examencommissie is door de wetgever in het leven geroepen om op objectieve en deskundige wijze vast te stellen of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling van een opleiding stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Ten behoeve van deze kwaliteitscontrole is het belangrijk dat de Examencommissie ervoor in kan staan dat een individuele student zelf aan alle toetsen en de daarmee verbonden leerdoelen heeft voldaan. De controle op het behalen van de eindtermen geschiedt in de eerste plaats door de vaststelling of een student alle examenonderdelen met voldoende resultaat heeft afgerond. Daarnaast heeft de Examencommissie regels gesteld ten aanzien van de minimale individuele toetsing van eindtermen per examenonderdeel. 

Het is van belang dat de toetsen op een correcte wijze worden afgelegd. Dit kan bijvoorbeeld niet gezegd worden als er bij het toetsen onregelmatigheden plaatsvinden. Er kunnen onregelmatigheden plaatsvinden buiten de schuld (of het risico) van een student (bijvoorbeeld wegens het falen van toets-software tijdens het afnemen van een online toets terwijl de student alle instructies heeft opgevolgd) en onregelmatigheden waar de schuld (of het risico) bij de student ligt. In het eerste geval moet de universiteit voor een herstel zorgen (bijvoorbeeld een extra tentamenkans voor studenten). In het laatste geval kan er sprake zijn van fraude in de zin van de WHW. 

Waar het bij fraude in de zin van de WHW om gaat, is dat door het handelen of nalaten van een student de examinator niet meer in staat is het ‘kennen of kunnen’ van de student op een correcte en eerlijke wijze te beoordelen. Fraude is problematisch, niet alleen voor de betrokken student, maar ook voor de reputatie van de opleiding, de RSM en de universiteit als geheel en vooral voor de betrouwbaarheid en geldigheid van het getuigschrift. De wetgever acht dit zodanig problematisch dat aan de Examencommissie bevoegdheid is geattribueerd om maatregelen te treffen, zowel herstelsancties als bestraffende sancties.

Met het oog op het waarborgen van de kwaliteit van het diploma wordt van de student verwacht dat hij de individuele toetsen naar beste vermogen aflegt, zonder daarbij de hulp van anderen te zoeken of te aanvaarden, noch gebruik te maken van middelen die niet uitdrukkelijk door de examinator zijn toegestaan, noch om anderen te helpen.

Bij teamwerk mag de student niet samenwerken buiten de eigen groep, tenzij uitdrukkelijk toegestaan door de examinator. Het delen van oplossingen met andere teams kan als frauduleuze actie worden beschouwd. In principe zijn alle groepsleden verantwoordelijk voor eventuele fraude bij de uitvoering van de opdracht.

Bovendien zal fraude in het kader van zelfstandige onderzoeksopdrachten als onderdeel van een examenprogramma (bijv. de scriptie) ook een ernstige inbreuk zijn op enkele principes die zijn neergelegd in de Gedragscode voor wetenschappelijke integriteit, zoals  

  • Eerlijkheid: men doet geen ongefundeerde claims, rapporteert correct over het onderzoeksproces, vervalst of verzint geen data of bronnen, men neemt alternatieve visies en tegenargumenten serieus, men is open over onzekerheidsmarges, en men stelt resultaten niet gunstiger of ongunstiger voor dan ze zijn.

  • Zorgvuldigheid: men gebruikt wetenschappelijke methoden en betracht optimale precisie bij het ontwerp, de uitvoering, verslaglegging en disseminatie van het onderzoek.

  • Transparantie: Voor anderen is helder op welke data men zich heeft gebaseerd, hoe deze zijn verkregen, welke resultaten men heeft bereikt en langs welke weg, en wat de rol van externe belanghebbenden is geweest.

Hoewel de gedragscode gericht is op wetenschappelijk onderzoek dat gepubliceerd wordt, heeft de code ook betekenis in het onderwijs van een wetenschappelijke opleiding als onderwerp van kennisoverdracht en training en als normatief kader bij wetenschappelijk onderzoek (scripties en andere schriftelijke opdrachten) van studenten. Wetenschappelijk onderzoek van studenten valt daarmee binnen de normatieve kaders van deze code. Overtreding van de integriteitsprincipes kan daarom een veroordeling wegens fraude opleveren.

De Examencommissie heeft in artikel 5.1 van de Regels en Richtlijnen gedefinieerd wat onder fraude moet worden verstaan: “Fraude is het handelen of nalaten van een student waardoor het geheel of gedeeltelijk onmogelijk is een juist oordeel te vormen over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van deze student of een andere student. Voorbeelden van fraude zijn bedrog, spieken, plagiaat, free-riding in een teamopdracht, beschikbaarheid van ongeoorloofd (studie)materiaal tijdens een toets (zoals mobiele telefoons), uitbesteding, ghost-writing, ongeoorloofd gebruik van generatieve AI, identiteitsfraude, diefstal.

Hoewel het om een actief handelen of nalaten van de student gaat – de student heeft schuld – is het niet nodig dat er opzet in het spel is of dat de student de intentie had om fraude te plegen of voordeel heeft behaald aan het frauduleus handelen. De vraag of fraude is gepleegd, dient dus te worden beoordeeld aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij de intenties van de betrokken student niet van belang zijn. Dit ligt anders als er sprake is van ernstige fraude: in dat geval moet er sprake zijn van opzet.

Studenten kunnen ook fraude plegen door anderen in de gelegenheid te stellen te frauderen. Dat doet zich vooral voor bij personen die hun werk aan een ander ter beschikking stellen om te plagiëren. Of een ander daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid doet niet ter zake.

Ter illustratie van wat onder fraude plegen feitelijk wordt verstaan volgt hieronder een niet-limitatieve opsomming.

  1. Overtreding van orderegels tijdens een tentamen: Soms kan het niet opvolgen van orderegels tijdens een tentamen worden aangemerkt als fraude. Voor studenten dient in die gevallen wel duidelijk te zijn voor welke regels dat dan geldt.

    Een voorbeeld van een regel die bij overtreding worden aangemerkt als fraude is het ongeoorloofd gebruik van (studie)materiaal: tijdens het tentamen zijn slechts geoorloofde materialen toegestaan. Indien dit vooraf uitdrukkelijk is toegestaan door de examinator en op het tentamenvoorblad is vermeld, mag ook studiemateriaal aanwezig zijn, zoals een – al dan niet grafische – rekenmachine, literatuur of andere bronnen. Eventueel geoorloofde woordenboeken en wetboeken mogen geen aantekeningen bevatten. Horloges, telefoons e.d. dienen uitgeschakeld buiten handbereik te zijn. Alles wat hiermee in strijd is wordt aangemerkt als fraude. Daarbij doet niet ter zake of gebruik is gemaakt van ongeoorloofd (studie)materiaal: voor het vaststellen van fraude is het voldoende dat de mogelijkheid bestaat dat ongeoorloofd gebruik zou kunnen worden gemaakt van bedoelde (studie)materialen.”

    Een ander voorbeeld is de regel dat tijdens een online toets, die op afstand wordt afgenomen met behulp van online proctoring software (surveillance op afstand), het de student niet is toegestaan niet in beeld te zijn. Een student mag tijdens zo’n toets dus niet even naar het toilet of anderszins uit beeld zijn.

  2. Afkijken: het ongeoorloofd communiceren met een medestudent tijdens het tentamen. Iedere vorm van communicatie is verboden. Het is niet noodzakelijk dat daadwerkelijk informatie is uitgewisseld die van belang is voor het tentamen. Het feit dat gecommuniceerd wordt is voldoende om van fraude te spreken.

  3. Spieken: het ongeoorloofd raadplegen van eigen aantekeningen, literatuur etc. Het bij zich hebben van een spiekblaadje is al genoeg voor het vaststellen van fraude, ongeacht of er gebruik van is gemaakt. 

  4. Plagiaat: In het algemeen wordt onder plagiaat verstaan het in eigen werk gebruiken van andermans ideeën, werkwijzen, resultaten of teksten zonder correcte bronvermelding, waardoor het geheel of gedeeltelijk onmogelijk is om de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student juist te beoordelen. Concrete voorbeelden van plagiaat zijn:

    1. Het letterlijk overnemen hetzij door te ‘knippen en plakken’ uit elektronische documenten, hetzij door passages letterlijk over te typen van andermans teksten of ideeën zonder correcte bronvermelding én/of zonder gebruik te maken van aanhalingstekens. Zelfs als de gekopieerde passages maar een relatief klein deel uitmaken van een werkstuk, is er sprake van frauduleus handelen. De EUR beschikt over geavanceerde middelen om plagiaat elektronisch op te sporen; 

    2. Het met eigen woorden parafraseren van andermans ideeën, werkwijzen, resultaten of teksten zonder correcte bronvermelding;

    3. Het als eigen werk of idee presenteren van de structuur of het centrale gedachtegoed van anderen, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen;

    4. Het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere vakken zonder correcte bronvermelding (zelfplagiaat).

  5. Free-riding: hiervan is sprake indien een student willens en wetens niet of in onvoldoende mate heeft bijgedragen aan een groepsopdracht. De groepsopdracht wordt dan in feite gemaakt door de overige teamleden. Free-riding kan als fraude aangemerkt worden indien en voor zover de examinator niet goed de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student in kwestie kan beoordelen.

  6. Fabriceren: het verzinnen van data of onderzoeksresultaten en er verslag van doen alsof ze echt zijn.

  7. Vervalsen: het manipuleren van onderzoeksmateriaal, apparatuur of processen om datagegevens of onderzoeksresultaten zonder rechtvaardiging te wijzigen, achter te houden of te verwijderen.

  8. Uitbesteding (outsourcing): 

    1. Identiteitsfraude: het door een ander laten maken van een (gedeelte van een) tentamen. Een extreem voorbeeld van ‘uitbesteding’ is dat een student iemand anders het tentamen laat maken in een tentamenzaal. Dergelijke overtreders worden door de Examencommissie vervolgd voor het plegen van ernstige fraude maar ook zal de Examencommissie aangifte doen bij de politie wegens identiteitsfraude. 

    2. Ghostwriting/contract writing: Een ander duidelijk voorbeeld van ongeoorloofde uitbesteding is een scriptie of een werkstuk laten maken door een ander (al dan niet tegen betaling). Maar ook essentiële – te beoordelen – onderdelen van een scriptie of werkstuk door een ander laten verrichten is in principe niet toegestaan en wordt beschouwd als fraude. Datacollectie of het afnemen van interviews maakt meestal onderdeel uit van het te beoordelen werk en het uitbesteden daarvan aan derden is daarom niet toegestaan. 

    3. Artificial Intelligence tekstgeneratoren: AI-toepassingen zoals ChatGPT die studenten in staat stellen om essays en essay-vragen te beantwoorden. Zie verder het Hoofdstuk over het (on)geoorloofd gebruik in het kader van summatieve toetsen.

      Overigens, niet alle vormen van uitbesteding/inbreng van derden is bij voorbaat ongeoorloofd: het door een ander laten nakijken van een tekst op de kwaliteit van het Engels (of Nederlands) hoeft geen fraude op te leveren. Evenzo is het elkaar helpen in een thesis groep of met huisgenoten over je scriptie praten ook niet direct een probleem. In geval van twijfel of inbreng van derden geoorloofd is of niet, moet de student het voorleggen aan de examinator(en). 

  9. Diefstal: bijvoorbeeld een werkstuk van een andere student wordt ontvreemd en als eigen werk ingeleverd. Als een student hierop wordt betrapt zal doorgaans ook aangifte bij de politie worden gedaan.

Het overzicht van vormen en methoden van frauderen is niet uitputtend

Als een student in het kader van een opdracht gebruik maakt van andermans ideeën, werkwijzen, resultaten of teksten, dan moet de student de bron correct vermelden, dat wil zeggen volgens een erkende referentiestijl zoals bijvoorbeeld vermeld in de APA Publication Manual (apastyle.apa.org) en de Information skills modules van de EUR-Universiteitsbibliotheek. 

Specifieke richtlijnen voor het verwijzen in geval van gebruik van Artificial Intelligence – indien en voor zover toegestaan – is hier te vinden:

Meer informatie over correcte bronvermelding is hier te vinden: EUR Library webpages, zoals citation stylesavoiding plagiarism en correct paraphrasing.

Bij twijfel over de wijze van refereren dient de student contact op te nemen met de examinator.

Onvolledige of ontbrekende bronvermelding wordt beschouwd als fraude (meestal plagiaat).

De Examencommissie verwacht van examinatoren dat ze actief scannen op fraude zoals plagiaat, contractfraude, outsourcing, ghost-writing, gebruik van generatieve AI.

Er zijn verschillende manieren om fraude op te sporen. Ten eerste kan een examinator op basis van eigen waarnemingen fraude vermoeden. Maar er zijn ook specifieke detectiemethoden die per testvorm kunnen verschillen. Ook maakt het uit of de toets op de campus of op afstand wordt afgenomen.

Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, meldt de examinator of surveillant dit aan de Examencommissie. De surveillant of examinator kan de student verzoeken eventuele bewijsstukken ter beschikking te stellen. Een weigering hiertoe wordt in de schriftelijke melding opgenomen. De student wordt door de surveillant of de examinator in de gelegenheid gesteld schriftelijk commentaar in het verslag op te nemen.

Een verdere uitleg van de procedure is te vinden onder “Procedure bij een vermoeden van fraude”. 

Indien een examinator of surveillant fraude vermoedt, wordt dit aan de Examencommissie gemeld. Het rapport bevat bij voorkeur alle relevante informatie en bewijsmateriaal.

De Examencommissie nodigt de student vervolgens uit voor een hoorzitting. Ook wordt de student geïnformeerd waarom er sprake is van een vermoeden van fraude, inclusief de onderbouwing ervan.

Afhankelijk van het specifieke geval kan de examinator worden uitgenodigd om de hoorzitting bij te wonen. De student wordt hierover vooraf geïnformeerd. Tijdens de hoorzitting kan de student uitleg geven over wat er is gebeurd.

Bij een lichte eerste overtreding waarvoor hoogstens een berisping zou worden gegeven, kan de Examencommissie, met instemming van de student, afzien van de hoorzitting en de zaak afdoen op basis van de stukken.

De Examencommissie besluit op basis van het bewijsmateriaal en de reacties tijdens een hoorzitting of voldoende aannemelijk is dat er fraude is gepleegd en welke passende en proportionele sanctie in het specifieke geval moet worden opgelegd.

De Examencommissie besluit op basis van de (bewijs)stukken en de reacties of het voldoende aannemelijk is dat er sprake is van fraude en welke bestuurlijke sanctie in het concrete geval moet worden opgelegd. In de Regels en Richtlijnen worden als mogelijke maatregelen genoemd:

  1. Berisping;

  2. Ongeldigverklaring van het betrokken tentamen (ook als het cijfer al is geregistreerd in Osiris);

  3. Uitsluiting van één of meer tentamens;

  4. Uitsluiting van één of meer tentamenronden;

  5. Een combinatie van bovenstaande maatregelen voor een termijn van ten hoogste één jaar;

  6. Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur adviseren de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.

Een berisping is de lichtste sanctie. Het advies om inschrijving te beëindigen is de zwaarste sanctie.Deze opsomming van maatregelen is niet limitatief, er zijn ook nog andere sancties mogelijk, zoals uitsluiting van het (summa) cum laude judicium. Overigens vallen deze maatregelen onder het begrip bestuurlijke sanctie als bedoeld in Artikel 5:2 AWB.

De straf moet passend en proportioneel zijn. Bij het vaststellen van de straf wordt rekening gehouden met onder meer het volgende:

  • De fraudevorm: een mobiele telefoon in een broekzak hebben die uitstaat is van een andere orde dan het stelen van een werkstuk of het door iemand anders laten maken van een toets. Overigens zijn laatste twee voorbeelden ook strafbaar op grond van het wetboek van strafrecht en daarom zal ook aangifte bij de politie worden gedaan. Maar ook bestaat er verschil tussen vormen van plagiaat: het kan gaan om een enkele verkeerde bronverwijzing maar ook om het kopiëren van grote stukken tekst;

  • Of het om een eerste overtreding gaat of dat er sprake is van recidive: een student die al eerder is veroordeeld kan zwaarder gestraft worden;

  • Of er opzet in het spel was of niet: het maakt uit of een student per ongeluk een regel overtreedt of willens en wetens fraudeert (bijvoorbeeld deelnemen aan een app-groep die is opgericht om te frauderen). 

Indien er geen sprake van opzet is dan kan er geen sprake zijn van ernstige fraude als bedoeld in artikel 7.12b, lid 2, tweede volzin. In dat geval kan dus geen zware straf opgelegd worden zoals het advies aan het College van Bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen.

Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk om op voorhand een strikte strafmaat per fraudetype te formuleren. Per casus moeten de omstandigheden meegewogen worden en dat kan per keer tot een andere uitkomst leiden. Een gemiddelde fraudemaatregel bestaat uit een ongeldigverklaring van de betreffende toets en uitsluiting van deelname aan de herkansing. In geval van een lichte, eerste overtreding in het eerste jaar van de bacheloropleiding, bijvoorbeeld het binnen handbereik hebben van een mobiel tijdens het tentamen in een tentamenzaal, zal doorgaans volstaan worden met een berisping.

Hoewel een student een straf als zodanig proportioneel kan vinden, komt het voor dat het gevolg van de straf als disproportioneel wordt ervaren. Door de straf van bijvoorbeeld geen beoordeling voor de toets en ontzegging van deelname aan de herkansing, kan het zijn dat de student de facto niet kan deelnemen aan een Exchange Programma of zelfs niet kan voldoen aan de norm van het Bindend Studieadvies en daarom de opleiding moet verlaten. Volgens bestendige jurisprudentie hoeft de omstandigheid dat de opgelegde fraudemaatregel mogelijk consequenties kan hebben voor het verdere studieverloop van de student niet te betekenen dat de maatregel daardoor in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Immers, deze omstandigheid heeft de student zelf in het leven geroepen door te frauderen. 

Uitgangspunten gebruik AI

Sinds de hype rond het gebruik van generatieve AI zoals ChatGPT heeft de Examencommissie RSM enkele uitgangspunten geformuleerd over hoe studenten AI zouden moeten gebruiken. Van studenten wordt niet verwacht en ze zijn niet verplicht om AI te gebruiken, tenzij bij specifieke opdrachten anders aangegeven. 

Als leerlingen AI gebruiken, eisen we dat ze zich aan de volgende hoofdprincipes houden:

  1. Studenten hebben altijd de volledige verantwoordelijkheid voor het werk dat zij inleveren. Hieronder valt ook de verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke integriteit van hun werk. Het gebruik van AI valt binnen de reikwijdte van de integriteitsverklaring (Van studenten wordt verwacht dat ze individuele toetsen (schriftelijke toetsen, opdrachten, thesis) naar hun beste vermogen maken, zonder de hulp van anderen te zoeken of te accepteren of gebruik te maken van bronnen of hulpmiddelen die niet expliciet zijn toegestaan. In groepsopdrachten is het niet toegestaan om buiten de groep samen te werken (tenzij expliciet toegestaan door de examinator). Overtreding van deze regels wordt beschouwd als fraude. 

  2. Het gebruik van AI is toegestaan als het het eigen leren en werken van de student ondersteunt, tenzij het de mogelijkheid van de examinator beperkt om de kennis, inzicht en vaardigheden (zoals beschreven in een opdracht en/of in de leerdoelen van een cursus) te beoordelen. Het gebruik van AI mag nooit het eigen leren of werk van een student vervangen.

  3. Studenten moeten een erkende referentiestijl (zie Hoofdstuk Correcte bronvermelding) gebruiken om alle ideeën, werkwijzen, resultaten of informatie die uit AI-tools zijn gehaald correct toe te schrijven.

  4. Examinatoren kunnen het gebruik van AI beperken voor de vakken die zij geven. Studenten dienen zich te houden aan eventuele beperkingen die door de examinator worden meegedeeld.

  5. Bij twijfel of het beoogde AI-gebruik geoorloofd is (zie ook Hoofdstuk Principes van Wetenschappelijke Integriteit) dient de student contact op te nemen met de examinator/vak-coördinator/scriptiebegeleider. Dit doet de student tijdig, in ieder geval voordat de opdracht/scriptie wordt ingeleverd.

  6. Voor iedere opdracht die een student ter beoordeling inlevert, kan de examinator de student vragen aan te geven of en hoe AI is gebruikt. Het kan hierbij gaan om specifieke aanvullende referentiemethoden, zoals het in een aparte paragraaf rapporteren van het gebruik van AI met toelichting, bijvoorbeeld gedocumenteerd in een logboek of het opnemen van een reflectie over waarom generatieve AI is gebruikt en het nut ervan. Het kan ook gaan om steekproeven en om controles op basis van signalen dat een student AI op ongeoorloofde wijze heeft gebruikt, bijvoorbeeld via een verificatie interview.

 

Wat is toegestaan?

Bepaalde toepassingen van generatieve AI zullen niet snel de wetenschappelijke integriteit schaden. Bijvoorbeeld:

  • Het gebruik van AI als zoekmachine om eerste informatie over een onderwerp te verkrijgen, vergelijkbaar met het gebruik van Google, indien gebruikt als basis voor verder onderzoek. Afhankelijk van de omvang van het gebruiken van AI als zoekmachine dan wel van de instructies van de examinator, kan toch nog verwijzing naar het AI-gebruik via bronvermelding nodig zijn. Het is belangrijk om te beseffen dat AI bij gebruik als zoekmachine regelmatig foute, nep of bevooroordeelde informatie kan opleveren. Daarom is het belangrijk dat studenten AI-afgeleide informatie goed controleren.

  • Het gebruik van AI om de kwaliteit van het eigen schrijven te verbeteren, indien gebruikt op een vergelijkbare manier als de functionaliteit die spellingcontroles al bieden. Studenten hoeven voor dit soort gebruik niet naar AI te verwijzen.

 

Wat is niet toegestaan?

Het gebruik van generatieve AI mag nooit het eigen leren of oefenen van een student vervangen. Examinatoren moeten de capaciteiten van de individuele student in termen van kennis, vaardigheden en inzichten kunnen beoordelen. Daarom zijn bepaalde toepassingen van generatieve AI niet toegestaan. Deze toepassingen omvatten:

  • Kopiëren en plakken vanuit AI waardoor het beoordelen van de competenties van de student beperkt worden.

  • Het parafraseren van de output van AI waardoor het beoordelen van de competenties van de student beperkt worden.

  • Kopiëren en plakken vanuit AI zonder correcte bronvermelding, ongeacht de mate van gebruik.

  • AI gebruiken tijdens remote online of on campus tentamens.

  • Het gebruik van AI op manieren die door examinatoren/vakcoördinatoren/docenten zijn beperkt.

Ongeoorloofd gebruik van generatieve AI kan als fraude aangemerkt worden.

 

Correcte bronvermelding in geval van geoorloofd gebruik van AI

Specifieke richtlijnen voor het verwijzen in geval van gebruik van Artificial Intelligence – indien en voor zover toegestaan – is hier te vinden:

Examinatoren kunnen specifieke aanvullende referentiemethoden vaststellen, zoals het rapporteren van het gebruik van AI in een separate sectie met toelichting, bijvoorbeeld gedocumenteerd in een logboek of het opnemen van een reflectie over waarom generatieve AI is gebruikt en het nut ervan.

Ontoereikende en ontbrekende bronvermelding wordt beschouwd als fraude (meestal plagiaat).

Bij twijfel over de wijze van refereren dient de student contact op te nemen met de examinator.

Voor meer informatie met betrekking tot bronvermelding zie ook Hoofdstuk Correcte bronvermelding.

 

Consequenties van ongeoorloofd gebruik van AI

Examinatoren houden toezicht op het ongeoorloofd gebruik van AI bij de opdrachten/scripties van studenten. Van studenten kan altijd worden gevraagd om duidelijk te maken of en hoe zij AI in hun werk hebben gebruikt (verificatie interview). Dit kan gebaseerd zijn op indicaties (zoals verstrekt door AI-screeners) op eigen vermoedens of willekeurig worden uitgevoerd.

Ongeoorloofd gebruik van AI wordt beschouwd als fraude en wordt gerapporteerd aan de Examencommissie. De Examencommissie kan een sanctie opleggen, variërend van berisping tot uitsluiting van tentamens voor maximaal één jaar of zelfs verwijdering van de opleiding.

Rechtsbescherming

Bezwaar en Beroep

Wanneer een student het niet eens is met een beslissing van een universitair orgaan zoals het College van Bestuur, de decaan van een faculteit, de examencommissie of een examinator, dan zijn er juridische mogelijkheden om daar wat aan te doen: in beroep gaan tegen die beslissing of bezwaar aantekenen. De keuze tussen de twee verschillende mogelijkheden is afhankelijk van het type besluit. Onder een besluit staat een beroepsclausule waarin verwezen wordt naar de juiste rechtsgang. Hieronder worden beide procedures kort beschreven.

Beroepsprocedure

Een student die bezwaren heeft tegen een beslissing van een examinator (o.a. beoordelingen) of de Examencommissie, kan een beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens (CBE) van de Erasmus Universiteit. In spoedeisende gevallen kan men aan de voorzitter van het CBE vragen om een voorlopige voorziening te treffen.

Het beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende, dit is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Het beroep dient te worden ingesteld binnen zes weken nadat de aangevochten beslissing is bekend gemaakt. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing, moet het binnen een redelijke termijn worden ingediend.

Het beroep dient schriftelijk te worden ingesteld bij het CBE, ter attentie van de secretaris van dit College. Het beroep kan ook ingediend worden via de EUR Faciliteit Rechtsbescherming waar alle beroep- en bezwaarschriften en klachten online kunnen worden ingediend.

Voorafgaand aan de behandeling van een beroep door het CBE vindt een schikkingsfase plaats, waarin de Examencommissie of examinator onderzoekt of het beroep van eiser geschikt kan worden (= formele schikkingspoging). Tijdens deze fase kunnen partijen hun standpunten nader toelichten, wordt onderzocht of het besluit zorgvuldig en op goede gronden tot stand is gekomen en of het besluit heroverwogen moet worden.

Het CBE gaat er vanuit, dat door degene die het beroep instelt zelf eerst met de desbetreffende examinator of met de Examencommissie contact is opgenomen om te proberen tot overeenstemming te komen (= materiële schikkingspoging). Men dient er wel rekening mee te houden dat de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift bij het CBE ondertussen blijft doorlopen. Met het oog hierop kan alvast een voorlopig beroepschrift worden ingediend.

Tegen de uitspraak van het College van Beroep voor de Examens kan de belanghebbende binnen zes weken na ontvangst van de uitspraak beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak, zie hiervoor ook https://www.raadvanstate.nl/studentenzaken

Meer informatie over beroepsprocedures kunt u vinden op de website van het CBE-EUR. Nadere inlichtingen over de procedure kunnen ook worden ingewonnen bij het CBE via een e-mail naar cbe@eur.nl.

Bezwaarschriftprocedure

Tegen beslissingen van of namens het College van Bestuur kan een bezwaarschrift ingediend worden. Het gaat dan m.n. om beslissingen over de inschrijving als student, decentrale selectie, beëindiging van de inschrijving, betaling of restitutie van collegegeld, financiële ondersteuning en ontzegging van de toegang tot de gebouwen, terreinen of voorzieningen van de universiteit. Uiteraard hoeft u bij een meningsverschil niet direct een beroeps- of bezwaarschriftprocedure te beginnen. Praten met degene die het besluit heeft genomen leidt vaak al tot een oplossing.
Een bezwaarschrift kan ook worden ingediend tegen de schriftelijke weigering om te beslissen of het uitblijven van een beslissing.
Het bezwaar kan ingediend worden via de EUR Faciliteit Rechtsbescherming.

Het bezwaarschrift wordt in eerste instantie behandeld door de Adviescommissie voor de Bezwaarschriften. Deze commissie brengt aan het College van Bestuur advies uit over het bezwaar, waarna het College van Bestuur de zaak heroverweegt en een beslissing op het bezwaarschrift neemt. Alvorens advies uit te brengen gaat de commissie eerst na of een minnelijke schikking tussen partijen mogelijk is. Het college van bestuur neemt een beslissing op het bezwaar na maximaal 10 weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Tegen de beslissing op het bezwaarschrift kan binnen zes weken beroep ingesteld worden bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs in Den Haag.

Meer informatie over deze bezwaarschriftprocedure is te vinden op de EUR website over rechtsbescherming.

Klachtenprotocol

RSM streeft naar onderwijs en tentamens van hoge kwaliteit en wil deze continu verbeteren. Daarom hebben we feedback van onze studenten nodig als het onderwijs en de tentamens niet aan de maat zijn. Indien een student ontevreden is over de onderwijsvoorzieningen, het onderwijs, of de tentamens dan is het van belang om de juiste stafleden zo spoedig mogelijk daarover te informeren. Daartoe zijn er bij RSM en EUR de volgende klachtprocedures vastgesteld.

Studenten die overwegen om een klacht in te dienen kunnen altijd een studieadviseur of een studentendecaan raadplegen. Zij kunnen begeleiden en adviseren en zo nodig als mediator optreden.

Klachten met betrekking tot de inhoud of de organisatie van het onderwijs

Over het algemeen kunnen klachten over de inhoud of de organisatie van het onderwijs aan het einde van de onderwijsperiode gemeld worden via de verschillende vakevaluaties aan het einde van het blok/semester. De evaluatie wordt teruggekoppeld naar de betreffende verantwoordelijke(n) voor het onderwijs. Gedurende de onderwijsperiode dienen dringende klachten over de inhoud van het onderwijs bij de betreffende coördinerend docent gemeld te worden via de daarvoor bestemde kanalen zoals het Canvas en/of e-mail. Acute klachten over de organisatie van het onderwijs gedurende de onderwijsperiode kunnen ook gemeld worden bij de betreffende programmamanager. Raadpleeg de RSM website voor de contactgegevens.

Klachten met betrekking tot de tentaminering

Er zijn vier verschillende manieren om een klacht in te dienen:

  1. Vak-evaluaties;
  2. Studenten Vertegenwoordiging RSM;
  3. Examencommissie RSM;
  4. EUR Faciliteit Rechtsbescherming.

1. Vak-evaluaties
Over het algemeen kunnen klachten met betrekking tot tentaminering gemeld worden bij de evaluatie na de tentaminering van het vak. De betreffende examinator, programmamanagers en de Examencommissie ontvangen de evaluatie feedback van de studenten.

2. Klachten m.b.t. een tentamen via de Studenten Vertegenwoordiging RSM
Individuele studenten kunnen een klacht indienen bij de Examencommissie via de webportal. Dit is verder beschreven onder c.

Voor wat betreft klachten die alle studenten aangaan (bijvoorbeeld een missend tentamenblad, fouten in het tentamen, storingen tijdens het tentamen), geldt een specifiek protocol zodat de klacht efficiënt en effectief behandeld kan worden. Deze klachten dienen via tussenkomst van de Studenten Vertegenwoordiging RSM ingediend te worden. Mede naar aanleiding van de op Canvas gepubliceerde toets en de bijbehorende antwoordmodellen kunnen studenten binnen een week gemotiveerd reageren op de vragen en antwoordmodellen via feedbackBA@rsmsr.nl or feedbackIBA@rsmsr.nl. Na deze termijn worden geen nieuwe commentaren op de vragen meer in behandeling genomen. De SV verzamelt en groepeert deze commentaren en stuurt de commentaren uiterlijk twee dagen voorafgaand aan de plenaire nabespreking naar de examinator. De examinator gaat tijdens de nabespreking in op de geleverde commentaren. Indien de examinator naar aanleiding van de nabespreking afwijking van de beoordelingsregels overweegt dan dient hij daartoe goedkeuring van de Examencommissie aan te vragen. De examinator dient uiterlijk vier weken na afname van het tentamen een definitieve reactie op de verzamelde commentaren van de SV op Canvas te publiceren. Daarmee is de nabesprekingsprocedure afgerond.

Indien na afronding van de nabesprekingsprocedure de SV meent dat het probleem nog niet is opgelost dan dient de SV bij de Examencommissie een klacht in via de web-portal.

De Examencommissie zal de klacht onderzoeken op basis van de ingediende stukken en eigen onderzoek. In ieder geval worden zowel de SV als de examinator gehoord. Binnen zes weken na indiening van de klacht zal de Examencommissie de SV in kennis stellen van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en welke conclusies daar eventueel aan worden verbonden. De bevindingen en conclusies zijn doorgaans niet voor beroep vatbaar.

3. Individuele klachten m.b.t. een tentamen
Indien een student naar aanleiding van de tentaminering een klacht heeft dan kan deze via de web-portal bij de Examencommissie ingediend worden. Alle relevante stukken, waaronder - indien van toepassing - de reactie van de examinator of de surveillant, dienen bij de klacht gevoegd te worden. De indiener krijgt een ontvangstbevestiging. De Examencommissie zal de klacht onderzoeken op basis van de ingediende stukken en daarnaast ook eigen onderzoek doen. In ieder geval worden zowel de klager als de examinator of surveillant gehoord. Binnen zes weken na indiening van de klacht zal de Examencommissie de klager in kennis stellen van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht en welke conclusies daar eventueel aan worden verbonden. De bevindingen en conclusies zijn doorgaans niet voor beroep vatbaar.

NB: Een klacht kan niet gaan over een individuele beslissing van de examinator zoals de beoordeling van het tentamen. Indien een student na de nabespreking niet eens is met zijn/haar cijfer, dan kan de student eventueel een beroep indienen bij het College van Beroep voor de Examens via de EUR Faciliteit Rechtsbescherming. Het indienen van een beroep is wel gebonden aan een termijn, te weten 6 weken na bekendmaking van het cijfer.

Buiten behandeling laten van een klacht met betrekking tot de tentaminering
De Examencommissie zal een klacht in het kader van een tentamen in ieder geval buiten behandeling laten indien betrokkene beroep had kunnen instellen. Gelet op de beroepstermijn worden dergelijke klachten die 6 weken na de vaststelling van de beoordeling worden ingediend buiten behandeling gelaten.

4. EUR Faciliteit Rechtsbescherming
Omdat het niet altijd meteen duidelijk is wat de juiste procedure of instantie is, heeft de EUR één centrale faciliteit ingericht waar alle klachten en beroep- en bezwaarschriften online kunnen worden ingediend: de EUR Faciliteit Rechtsbescherming via rechtsbescherming@eur.nl. Een klacht kan ook per post ingediend worden per adres EUR Faciliteit Rechtsbescherming, kamer A2-07D, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam. Een klacht kan ook mondeling bij een studentendecaan ingediend worden. Hiervoor moet online een afspraak met een studentendecaan gemaakt worden. Zie voor verdere informatie de EUR- website.

Toetsbeleid

De Examencommissie heeft van de wetgever de opdracht gekregen toezicht te houden op toetsing en examinering van de initiële opleidingen. Het integraal toetsbeleid gericht op kwaliteit en kwaliteitsborging van toetsing en examinering is hier te vinden.

Jaarverslagen

In het jaarverslag doet de Examencommissie verslag van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar aan de hand van de behandeling van enkele specifieke onderwerpen. 

Het jaarverslag van 2022-2023 is hier beschikbaar.

het jaarverslag van 2020-2022 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het jaarverslag van 2019-2020 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het jaarverslag van 2018 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het jaarverslag van 2017 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het jaarverslag van 2016 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het jaarverslag van 2015 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2014 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2013 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2012 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2011 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2010 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2009 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Het Jaarverslag van 2008 van de Examencommissie is hier beschikbaar

Contact informatie

Korte, informatieve vragen kunnen per e-mail gesteld worden via EC@rsm.nl of telefonisch van maandag tot en met vrijdag tussen 9:00 en 17:00 uur via + 31 (0)10 4081895.

Een formeel verzoek (bijvoorbeeld een vrijstellingsaanvraag) kan ingediend worden via het Online Verzoek Formulier. Let op, verzoeken voor extra (toets)voorzieningen in het kader van een functiebeperking, bachelor/master keuzevakverzoeken, compensatie van 1 B2 of B3 vak, uitstel thesis deadline, vrijstelling Bachelor vak en RSM Master Career course vrijstelling dienen te worden ingediend via Osiris Zaak. Een verzoek dient gemotiveerd te zijn en voorzien van alle relevante stukken. N.B. (gewaarmerkte kopieën van) diploma's, cijferlijsten, certificaten e.d. mogen niet digitaal aangeleverd worden maar dienen altijd in originele vorm getoond te worden aan de Examencommissie.

Wees duidelijk in het verzoek en geef voldoende informatie. Indien het verzoek een bepaald vak of tentamen betreft, vermeld dan altijd de naam van het vak/tentamen, vakcode, tentamendatum en de betreffende docent. Dit kan onduidelijkheid en vertraging voorkomen. Geef ook aan wat de reden(en) van het verzoek is.

Als uw verzoek in behandeling wordt genomen, ontvangt u een ontvangstbevestiging.

Houd er rekening mee dat het antwoord op een verzoek 4 weken kan duren. Bij verzoeken waar meerdere personen betrokken zijn bij het besluitvormingsproces of in de drukke maanden juli en augustus kan het langer dan 4 weken duren. Wij vragen hiervoor uw begrip.

Postadres

Rotterdam School of Management, Erasmus University
Examencommissie RSM, Mandeville gebouw, T5-41
Postbus 1738
3000 DR Rotterdam

Bezoekadres

Secretariaat Examencommissie
Mandeville gebouw, kamer T5-41
Burgemeester Oudlaan 50